CDA en PvdA willen grote ondernemingen een maximale betaaltermijn van 60 dagen opleggen in hun contracten met het midden- en kleinbedrijf en zzp'ers. De Tweede Kamerleden Mulder en Vos hebben een initiatief-wetsvoorstel hierover ingediend.
De initiatiefnemers willen in het Burgerlijk Wetboek een maximum betaaltermijn van 60 dagen opnemen voor overeenkomsten tussen grote ondernemingen en mkb-bedrijven of zzp'ers. Als de grootbedrijven toch een langere betaaltermijn dan 60 dagen vastleggen, wordt deze nietig verklaard en op 30 dagen gesteld. Vanaf dat moment moeten de bedrijven rente over de rekening betalen.
Hoewel alle leden het voorstel voor een maximale betalingstermijn steunen, plaatsen sommige parlementariërs er wel kanttekeningen bij. Het plan, oorspronkelijk van het CDA, is in 2016 ook al aan de orde geweest in de Tweede Kamer en on toen ook rekenen op steun van een meerderheid. Minister Kamp van Economische Zaken heeft het voorstel toen niet uitgevoerd.
Dat heeft te maken met het bezwaar dat Ziengs (VVD) en Gesthuizen (SP) inbrachten: sommige grootbedrijven zullen automatisch kiezen voor de maximale betalingstermijn. Dat is ook de kritiek van MKB-Nederland op vorige versies van het wetsvoorstel. De belangenbehartiger van het midden- en kleinbedrijf ziet liever positieve stimulansen voor snelle betalers.
Er zijn te weinig mogelijkheden om buiten de rechter om je recht te halen als er niet op tijd wordt betaald, meent Geesthuizen. Zij bepleit een rol voor de Autoriteit Consument & Markt (ACM) in het verzamelen en bundelen van klachten. Dat is laagdrempeliger voor de gedupeerden, vindt zij.
Begin juni vorig jaar bleek uit onderzoek van Incassobureau Intrum Justitia dat veel opdrachtgevers hun rekeningen met opzet te laat betalen. Het incassobureau heeft uitgerend dat op jaarbasis in Nederland voor in totaal 7 miljard euro afgeschreven moet worden op oninbare vorderingen. Dat is 2,6 procent van de totale mkb-omzet in 2015. Tegen dat soort machtsmisbruik moet de ACM optreden, zegt Nijboer. Ziengs wil dat de ACM na een jaar het effect van de wet toetst. Als uit die toets blijkt dat ondernemers nadeel van de wet ondervinden, wil hij de wet aanpassen.