Per jaar werken ongeveer 431.000 mensen als opdrachtnemer. Hier zijn ook mensen bij die geen arbeidsovereenkomst hebben, maar die ook niet willen of kunnen voldoen aan de voorwaarden van het zelfstandig ondernemerschap (zzp). Hun onderhandelingspositie bleek in het verleden vaak zwak, hun tarieven daarom laag. Op 1 januari 2018 gaat er een wetswijziging in, waardoor deze opdrachtnemers recht krijgen op tenminste het minimumloon. Wat houdt de wijziging in?
Bij een overeenkomst van opdracht spreken een opdrachtnemer en een opdrachtgever af dat de opdrachtnemer (meestal tegen betaling) werkzaamheden zal verrichten voor de opdrachtgever.
Op dit moment hoeven opdrachtgevers alleen het minimumloon aan opdrachtnemers te betalen als de opdrachtnemer:
• de werkzaamheden niet verricht in de zelfstandige uitoefening van een beroep of bedrijf; • minstens drie maanden voor de opdrachtgever werkt;
• minstens vijf uur per week voor de opdrachtgever werkt;
• voor maximaal twee andere opdrachtgevers werkt;
• zich niet mag laten vervangen door een ander.
Met name het laatste criterium bleek in de praktijk echter gemakkelijk te omzeilen, waardoor veel opdrachtnemers lange tijd beneden het minimumloon hebben gewerkt, met name binnen de post- en krantenmarkt.
Om dit misbruik in de toekomst te voorkomen, vallen opdrachtnemers vanaf 1 januari 2018 onder de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML). Daarbij zijn de laatste vier van de hierboven genoemde vijf criteria geschrapt. Dit betekent dat opdrachtgevers worden verplicht om aan vrijwel alle opdrachtnemers tenminste het minimumloon te betalen.
Mensen die op basis van een andersoortige overeenkomst werken, zoals de aanneem-, uitgeef- en vervoersovereenkomst, worden per 1 januari 2018 overigens gelijkgesteld met opdrachtnemers met een overeenkomst van opdracht. Deze opdrachtnemers hebben vanaf 1 januari dus ook recht op tenminste het minimumloon.
Gastouders die kinderen in hun eigen huis opvangen wel uitgezonderd van deze regeling.
De inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) wordt belast met het toezicht op de naleving van de WML en kan een bestuurlijke boete opleggen als een opdrachtgever de WML niet naleeft. De inspectie kan de werkgever, op straffe van een dwangsom, ook verplichten tot nabetaling van het achterstallig loon. Opdrachtnemers kunnen hiervoor ook zelf een civiele procedure starten.
Let op: zzp’ers zijn uitgezonderd van deze regeling. Dit omdat zij doorgaans verschillende opdrachtgevers hebben, zelf invloed kunnen uitoefenen op de hoogte van hun tarieven en dus een minder kwetsbare positie innemen, aldus het huidige kabinet (Rutte II). De nieuwe coalitie (Rutte III) heeft in het regeerakkoord echter aangekondigd ook de schijnzelfstandigheid aan de onderkant van deze markt aan te willen gaan pakken.
Daarvoor zal de wet DBA worden vervangen door een nieuwe wet. In het regeerakkoord is alvast bekend gemaakt dat daarbij een minimumtarief van 125% van het minimumloon zal worden geïntroduceerd.
Wanneer deze wet zal worden behandeld en ingevoerd is nu nog niet bekend. Wij houden u daar uiteraard van op de hoogte.
Heeft u vragen over een overeenkomst van opdracht of de gevolgen van hier besproken wetswijziging? Neemt u dan gerust contact op met Schravenmade Advocaten, wij staan voor u klaar.
Wist u overigens dat de regelgeving rondom het stukloon ook per 1 januari 2018 verandert? Daarover leest u hier meer.
Auteur: Jojanneke Schravenmade