Eind juni heeft de Europese Commissie een voorstel gedaan voor de ontwikkeling van een raamwerk voor een Europees aanvullend pensioen, het Personal European Pension Plans, kortweg Pepp geheten. Pepp moet het voor Europeanen aantrekkelijker maken zelf voor de oude dag te sparen. De bedoeling is dat de nieuwe regeling bijdraagt aan een betrouwbare pensioenvoorziening binnen de Europese Unie. Door de toenemende vergrijzing dreigen de nu nog veel voorkomende staatspensioenen onbetaalbaar te worden.
Slechts 27 procent van de Europeanen tussen de 25 jaar en 59 jaar spaart nu zelf voor een oudedagvoorziening. De meeste Europese landen kennen daarnaast ook geen door de werkgever geregeld aanvullend collectief pensioensysteem. In die landen zijn de gepensioneerden volledig afhankelijk van de overheid voor hun pensioeninkomen. Die staatspensioenen worden veelal op omslagbasis gefinancierd. Dit betekent dat er niet of slechts in beperkte mate geld voor de uitkeringen wordt gereserveerd. De aanstaande vergrijzingsgolf dreigt deze regelingen onbetaalbaar te maken. De verhouding premiebetalers en uitkeringsgerechtigden wordt immers steeds schever. De Europese Commissie maakt zich daar grote zorgen over. Het Europese aanvullende pensioen (Pepp) moet het voor werknemers aantrekkelijker maken om zelf voor een oudedagsvoorziening te sparen.
Hoge verwachtingen
Pepp is een vrijwillig persoonlijk pensioenpotje en zal door heel Europa met dezelfde standaardkenmerken in de markt worden gezet. Wie binnen Europa verhuist kan in dezelfde pensioenregeling blijven sparen. Het potje dient als aanvulling op de bestaande nationale regelingen en is zeker niet bedoeld als een vervanger daarvan. De verwachting van de Europese Commissie is dat het op individuele basis gespaarde pensioenkapitaal in Europa dankzij de nieuwe regeling groeit van 700 miljard euro, naar 2100 miljard euro in 2030. De Europese Commissie hoopt met de lancering van een Europees pensioenproduct een Europese pensioenmarkt te vormen.