Van niet te onderschatten belang is lid 2, dat uitgaat van een voorgenomen besluit, ergo er is nog geen besluit genomen, echter het voornemen heeft bij de Directie postgevat, dit dient te worden voorgelegd aan de Ondernemingsraad. Het dient te gebeuren in een stadium waarin het af te geven advies, negatief of positief, nog van invloed kan zijn op de besluitvorming door de Raad van Bestuur, resp. Raad van Commissarissen. Met andere woorden ruimschoots vooraf en zeker niet achteraf.
In de schriftelijke adviesaanvrage dient een uitgebreide motivatie voor het voorgenomen besluit te worden gegeven. Ook de gevolgen van het besluit voor de werknemers dienen te worden bekend gemaakt.
Een dergelijk besluit dient – uitgebreid – in de Overlegvergadering te worden besproken en toegelicht.
Een heikel punt is vaak de geheimhoudingsplicht. Deze wordt veelal te gemakkelijk door de Bestuurder opgelegd en door de Ondernemingsraad geaccepteerd. Hier dient door de Ondernemingsraad zodanig kritisch mee te worden omgegaan, dat slechts in hoge uitzonderingsgevallen geheimhoudingsplicht en dan nog voor zeer korte tijd kan worden geaccepteerd.
Is het overleg gestart, dan doet de Ondernemingsraad er goed aan zich te voorzien van deskundig advies door derden. De kosten daarvan komen voor rekening van de ondernemer, maar dienen wel te worden afgestemd met de Bestuurder. Aan de hand van de door haar vergaarde informatie, al dan niet na raadpleging van de werknemers, kan de Ondernemingsraad voorwaarden stellen in haar uit te brengen advies.
Deze voorwaarden kunnen tevens betrekking hebben op tijdsfaseringen, zodanig dat de Ondernemingsraad bij het desbetreffende proces betrokken blijft. Ergo, het verdient de voorkeur dat de Ondernemingsraad niet simpelweg een ‘adviesje’ uitbrengt en er vervolgens niet meer bij betrokken zou zijn.
Kortom, ‘tijd’ en ‘tijdig’ zijn zeer belangrijke begrippen in het kader van artikel 25 WOR . Er wordt veel tegen gezondigd!
Hans Schravenmade