Een verbod tot het dragen van een hoofddoek kan indirecte discriminatie vormen, als dit tot gevolg heeft dat personen die een bepaalde godsdienst aanhangen worden benadeeld. Deze indirecte discriminatie kan echter worden gerechtvaardigd door het nastreven van een algemeen beleid van politieke, filosofische en religieuze neutraliteit op de werkvloer. En dus niet specifiek gericht op een bepaalde godsdienst. Dit is echter geen vrijbrief om een hoofddoek te weigeren.
Hieronder vindt u de de samenvattingen van de uitspraak van het Hof van Justitie over deze kwestie. Wilt u meer uitleg of precies weten in welke omstandigheden een verbod is gerechtvaardigd? U kunt vrijblijvend contact met ons opnemen.