Een oud-medewerker van de Waterleiding Maatschappij Limburg (WML) wordt door zijn werkgever aansprakelijk werd gehouden voor het mislopen van opbrengsten. De rentmeester verkocht in 2007 zonder overleg een 58 hectare grond van het bedrijf in een pakket van 21 percelen. WML kreeg daar 115.000 euro voor. Maar de koper verkocht vijf van de 21 percelen later door voor 239.500 euro. WML vindt dat het daardoor schade heeft geleden en stelde de oud-werknemer aansprakelijk. Maar heeft de werknemer wel bewust roekeloos gehandeld, wetende dat hij daarmee zijn werkgever schade zou berokkenen?
Een werknemer is volgens de wet in beginsel niet aansprakelijk voor schade die hij bij het uitvoeren van zijn werk veroorzaakt. Er is pas sprake van aansprakelijkheid als de werknemer de bedoeling heeft gehad om schade aan te richten (opzet), of wanneer de werknemer zich ervan bewust was dat die schade als neveneffect van zijn handelen zou kunnen ontstaan (bewuste roekeloosheid). Als een werkgever een werknemer aansprakelijk wil stellen, moet hij dus bewijzen dat aan één van deze strenge voorwaarden is voldaan.
Volgens WML heeft het er alle schijn van dat de werknemer heeft samengespannen met de koper van de percelen. Het bedrijf begint dan ook verschillende juridische procedures. Zo is er de zaak tegen de belegger die de percelen heeft gekocht en doorverkocht. De Rechtbank Roermond verklaart de verkoop nietig. Alle nog niet doorverkochte percelen komen weer in handen van WML.
Dan is er nog de ontslagzaak tegen de werknemer. De kantonrechter honoreert het verzoek van WML en ontbindt de arbeidsovereenkomst zonder toekenning van enige vergoeding aan de werknemer. De kantonrechter oordeelt dat de werknemer niet transparant en integer heeft gehandeld en mede daardoor de ernstige verdenking op zich heeft geladen zijn werkgever moedwillig te hebben benadeeld ten gunste van de koper.
Maar WML wil ook geld zien van zijn oud-werknemer. Verschillende deskundigen en de rechtbank komen ieder tot een andere schatting van de verkoopwaarde van het pakket percelen. Ook de laagste schatting is flink hoger dan het bedrag dat de werknemer voor zijn voormalig werkgever heeft binnengehaald. De rechtbank oordeelt dat de werknemer aansprakelijk is voor de schade die zijn voormalige werkgever heeft geleden. Dat levert een gepeperde rekening op: de rechtbank veroordeelt de werknemer tot betaling van een bedrag van € 215.000,- aan onderzoekskosten, tot betaling van de wettelijke rente over het schadebedrag vanaf 25 februari 2008, tot betaling van de door WML nog te lijden schade, op te maken bij staat en tot betaling van een bedrag van € 115.924,95 aan proceskosten, waaronder € 3.584,= als kosten van de diverse beslagen.
De werknemer gaat in hoger beroep. Hij betwist dat WML schade heeft geleden en hij vindt zeker niet dat hij bewust roekeloos is geweest. Het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch is het met hem eens. Hoewel de werkgever verschillende getuigen oproept om te bewijzen dat de werknemer bewust gemene zaak heeft gemaakt met de koper van de percelen, acht het gerechtshof dit niet bewezen.
De waarde die de rechtbank berekende is – in het slechtst mogelijke geval – hoger dan de verkoopprijs die de medewerker heeft bedongen. Maar niet zóveel hoger dat de medewerker moet hebben geweten dat hij WML schade berokkende. Ook is volgens het hof niet gebleken dat de medewerker met de koper van de percelen heeft samengewerkt om daar zelf voordeel van te hebben. Als de werknemer al een inschattingsfout heeft gemaakt, is er in het ergste geval sprake van een ‘beroepsfout’.
Het Hof vernietigt het vonnis van de rechtbank Roermond en nu is het de werkgever die de rekening krijgt gepresenteerd. Hij moet de proceskosten en de juridische kosten van de oud-werknemer betalen. Voor de eerste aanleg is dat € 800,- aan griffierecht en op € 20.640,- aan salaris van de advocaat.Voor wat betreft het hoger beroep komen de kosten uit op € 104,80 aan dagvaardingskosten, op € 1.649,- aan griffierecht en op € 23.390,- aan salaris advocaat voor het principaal hoger beroep en op € 2.339,- aan salaris advocaat voor het incidenteel hoger beroep.
Bron: pwnet.nl