Een werkgever dient de werknemer in beginsel een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aan te bieden indien de keten volledig is doorlopen. De keten is doorlopen in geval met de werknemer drie arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd zijn gesloten of een periode van 24 maanden is verstreken. Het komt echter meer dan eens voor dat dit niet wenselijk is voor een werkgever. Sommige werkgevers kiezen ervoor een schijnconstructie op te tuigen om op deze wijze te ontkomen aan een vast dienstverband.
Dit was recent ook het geval in een zaak bij de Rechtbank Noord-Holland. De werkgever had er in die zaak voor gekozen de werknemer na het doorlopen van de keten in te lenen via een uitzendconstructie om op die manier aan het ontstaan van een vast dienstverband te voorkomen. Opvallend genoeg was de kantonrechter in dit specifieke geval van oordeel dat geen sprake was van een schijnconstructie.
In de betreffende zaak is de werknemer per 1 juli 2014 bij de werkgever in dienst getreden voor de duur van één jaar. Deze overeenkomst is vervolgens verlengd met opnieuw één jaar. Hierna is de keten doorlopen en is het voor de werkgever niet meer mogelijk de werknemer nog een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aan te bieden. Omdat beide partijen graag de dienstbetrekking voort willen zetten, wordt in goed overleg gekozen voor een uitzendconstructie. De werknemer treedt in dienst bij een uitzendbureau, waarna hij ter beschikking wordt gesteld aan de voormalige werkgever. De (voormalig) werkgever sluit daartoe op 19 juni 2016 een uitzendovereenkomst.
De uitzendovereenkomst heeft een looptijd tot 31 mei 2017 en wordt vervolgens met één jaar verlengd. Vanaf 1 juli 2018 wordt werknemer ingeleend door een andere organisatie die hem wederom uitleent aan zijn voormalige werkgever.
Op 4 juni 2019 besluit de (voormalig) werkgever niet langer gebruik te maken van de terbeschikkingstelling van werknemer. Het uitzendbureau beëindigt daarop tevens het dienstverband met de werknemer, waarna de werknemer in kort geding loon en wedertewerkstelling vordert van zijn (voormalig) werkgever.
De werknemer stelt zich in de procedure op het standpunt dat de uitzendconstructie een schijnconstructie betreft en hij feitelijk in dienst is gebleven bij zijn (voormalig) werkgever. Vanwege het tijdsverloop zou inmiddels een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bij zijn (voormalige) werkgever zijn ontstaan. De werkgever zou immers doelbewust via een uitzendconstructie gewerkt hebben om zodoende de wettelijke ontslagbescherming te kunnen omzeilen.
De kantonrechter is echter van mening dat geen sprake is van een schijnconstructie, nu de werknemer vooraf goed geïnformeerd is over de gevolgen en daar vervolgens ondubbelzinnig mee heeft ingestemd. Het staat de werkgever bovendien vrij om na het einde van een dienstverband een voormalig werknemer via een uitzendbureau in te lenen, net als dat het een werknemer vrij staat om hier niet mee in te stemmen.
Het voorgaande leidt er volgens de kantonrechter Noord-Holland dan ook toe dat sprake was van een rechtsgeldige uitzendovereenkomst die het uitzendbureau ook mocht opzeggen. Dit heeft tot gevolg dat er geen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan. De vordering van de werknemer wordt dan ook afgewezen.
Hoewel het nog maar de vraag is of deze uitspraak in een eventueel hoger beroep ook stand zal houden, biedt dit wel mogelijkheden voor werkgevers na het doorlopen van de keten. Wordt voor een dergelijke uitzendconstructie gekomen, dan is het van belang de werknemers hierover goed te informeren. Een werknemer kan vervolgens zelf de keuze maken hiermee wel of niet akkoord te gaan.
Bron: recht.nl
Het arbeidsrecht is voortdurend in ontwikkeling. Wetgeving verandert continu, rechtspraak en literatuur geven steeds weer een andere kijk op de zaken.