Hoewel het tegenwoordig minder vaak voorkomt dan vroeger zijn er nog steeds werknemers die in een dienstwoning wonen. Zo komt het onder meer nog voor in de zorg, de land- en tuinbouw en - steeds vaker - het onderwijs. Er zijn ook nog boswachters, conciërges en dominees die in een dienstwoning wonen. Maar wat gebeurt er eigenlijk met de dienstwoning als de arbeidsovereenkomst eindigt? Schravenmade Advocaten legt uit.
Voor sommige beroepen is het van levensbelang dat een werknemer op of dicht bij het bedrijfsterrein woont. In de zorg bijvoorbeeld, of op sommige agrarische bedrijven. Voor andere beroepen is het gewoonweg handiger, terwijl in sommige branches in de Randstad, zoals het onderwijs, het beschikbaar stellen van een betaalbare woning vooral wordt ingezet als troefkaart om geschikt personeel te werven.
In de wet is niet vastgelegd wanneer een door de werkgever ter beschikking gestelde woning ook echt een dienstwoning is. Juridisch gezien is dat wel van belang, vooral op het moment dat de arbeidsovereenkomst eindigt. Op dat moment doet zich namelijk de vraag voor of het gebruik van de dienstwoning ook automatisch eindigt of dat de werknemer in de woning kan blijven wonen omdat hij wettelijke huurbescherming geniet.
Om deze reden is er in de rechtspraak onderscheid gemaakt tussen eigenlijke dienstwoningen en oneigenlijke dienstwoningen.
Eigenlijke dienstwoning
Van een eigenlijke dienstwoning is sprake als de werknemer de woning moet bewonen in verband met de aard van de door hem te verrichten werkzaamheden. Met andere woorden, het gebruik van de woning moet behoren tot de uit het dienstverband voortvloeiende verplichtingen. Daarvoor is voldoende dat het gebruik van de dienstwoning bijdraagt of kan bijdragen aan een goede taakvervulling van de werknemer. Het gebruik van de dienstwoning hoeft niet noodzakelijk te zijn voor een goede taakvervulling.
Oneigenlijke dienstwoning
Is de ter beschikking gestelde dienstwoning niet nodig voor een goede taakvervulling van de werknemer? Dan is er sprake van een oneigenlijke dienstwoning. Een oneigenlijke dienstwoning wordt ook wel een personeelswoning genoemd.
De Hoge Raad heeft bepaald dat er bij een eigenlijke dienstwoning geen kenmerken van een huurovereenkomst aanwezig zijn. Dat betekent dat de werknemer geen huurbescherming geniet: op het moment dat de arbeidsovereenkomst eindigt moet hij de woning verlaten, ongeacht de reden voor het einde van het dienstverband en ongeacht de vraag hoe lang de werknemer al in de dienstwoning woont.
Bij een oneigenlijke dienstwoning is er, naast de arbeidsovereenkomst, ook impliciet sprake van een reguliere huurovereenkomst. Deze huurovereenkomst blijft bestaan op het moment dat de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd. Daarmee kan de werknemer zich beroepen op de wettelijke huurbescherming. Wil de werkgever de werknemer toch uit de woning zetten om hem ter beschikking stellen aan een nieuwe werknemer? Dan staat op basis van het huurrecht slechts een aantal opties open:
• De huurovereenkomst beëindigen op grond van ‘dringend eigen gebruik’. Dit geldt ook als de werkgever de woning aan een andere werknemer ter beschikking wil stellen. Bij een dergelijk verzoek zal de rechter een belangenafweging maken.
• De rechter te verzoeken de overeenkomst te wijzigen in verband met ‘onvoorziene omstandigheden’.
Deze regels gelden niet alleen voor werknemers met een arbeidsovereenkomst, maar voor alle overeenkomsten waaruit een verplichting voortvloeit om een dienstwoning te bewonen. Dus ook voor medewerkers die op grond van een maatschapsovereenkomst, overeenkomst van opdracht, een vrijwilligersovereenkomst of een mondelinge overeenkomst in een dienstwoning wonen.
Heeft u hier vragen over? Neem dan gerust contact op met Schravenmade Advocaten. Onze specialisten staan voor u klaar.
Het arbeidsrecht is voortdurend in ontwikkeling. Wetgeving verandert continu, rechtspraak en literatuur geven steeds weer een andere kijk op de zaken.