Er zijn ondernemingen die in de kern innovatief zijn, of moeten zijn, om te kunnen overleven. Maar er zijn ook steeds meer bedrijven die hun werknemers naast hun reguliere werk ‘creativitijd’ geven, tijd om alleen of samen met collega’s nieuwe producten of diensten te ontwikkelen. Maar hoe zit het eigenlijk met een werknemer die een uitvinding doet? Mag hij zelf octrooi aanvragen? Of is dat voorbehouden aan de werkgever? Schravenmade Advocaten legt uit.
Een octrooi is een exclusief recht op een uitvinding, waarmee de uitvinder andere partijen kan verbieden deze uitvinding na te maken, te verkopen of in te voeren. Daarbij maakt het niet uit of een andere partij de uitvinding toevallig ook zelf heeft gedaan. Een octrooi wordt door de overheid verstrekt en heeft altijd een bepaalde tijdsduur. Eigenlijk geeft een octrooi de uitvinder tijdelijk een monopolie om zijn uitvinding commercieel te gebruiken. Tijdens dit monopolie komen alle opbrengsten die het octrooi oplevert aan hem toe.
Om een octrooi te krijgen bepaalt de Rijksoctrooiwet dat de uitvinding:
Als hoofdregel geldt dat degene die de uitvinding heeft gedaan octrooi mag aanvragen. Bij een zelfstandige uitvinder is dat duidelijk, hij mag het doen. Maar hoe zit dat als een werknemer de uitvinding heeft gedaan?
Als er in de arbeidsovereenkomst niets over octrooirechten is opgenomen geldt de wet. Artikel 12 van de Rijksoctrooiwet bepaalt dat een werknemer die in dienstverband een uitvinding doet het octrooi mag aanvragen. Dat is alleen anders als de aard van het dienstverband met zich meebrengt dat de werknemer uitvindingen doet van dezelfde soort als die waarvoor hij nu octrooi wil aanvragen. Met andere woorden, als de werknemer wordt ingehuurd om dit soort uitvindingen te doen mag de werkgever het octrooi aanvragen. Dat is bijvoorbeeld het geval als de werknemer op een R&D-afdeling werkt.
Als er tussen werknemer en werkgever een verschil van mening ontstaat over de aard van het dienstverband, kijkt de rechter heel precies naar de functieomschrijving van de werknemer. Staat er niet in de functieomschrijving dat het doen van onderzoek en uitvindingen een taak is van de werknemer? Dan mag de werknemer zelf het octrooi aanvragen. Staat het er wel in? Dan komt het recht op octrooi toe aan de werkgever. Maar let op: staat er in de functieomschrijving dat het tot de taak van de werknemer behoort om onderzoek en uitvindingen te doen op een bepaald vakgebied of binnen een bepaald specialisme, en valt de uitvinding daarbuiten? Dan komt het recht op octrooi toch toe aan de werknemer.
Werkgevers en werknemers mogen in de arbeidsovereenkomst afwijken van de bepalingen in de Rijksoctrooiwet. Om discussies en conflicten over uitvindingen te voorkomen maken veel werkgevers gebruik van deze mogelijkheid. Dit doen zij door in de arbeidsovereenkomst een zogenaamd intellectueel eigendomsbeding op te nemen, waarin is bepaald dat het octrooirecht van iedere uitvinding die de werknemer doet toekomt aan de werkgever.
Uit de Rijksoctrooiwet blijkt dat als iemand anders dan de uitvinder het octrooi mag aanvragen, de uitvinder wel recht heeft op een ‘billijke vergoeding’ voor het missen van zijn octrooiaanspraak. Dit recht mag in de arbeidsovereenkomst niet worden uitgesloten.
In de praktijk wordt een dergelijke vergoeding echter slechts in uitzonderlijke gevallen toegekend. In veruit de meeste gevallen wordt, ook door rechters, het salaris dat de werknemer ontvangt als voldoende compensatie gezien. Rechters nemen bij die afweging de volgende omstandigheden mee:
Overigens houdt een werknemer die een uitvinding doet ook altijd het recht om als uitvinder in het octrooi te worden vermeld, ook als de werkgever het octrooi mag aanvragen.
Heeft u hier vragen over? Of heeft u andere vragen over het arbeidsrecht? Neem dan contact met ons op, de specialisten arbeidsrecht van Schravenmade Advocaten beantwoorden ze graag.
Het arbeidsrecht is voortdurend in ontwikkeling. Wetgeving verandert continu, rechtspraak en literatuur geven steeds weer een andere kijk op de zaken.